Planten in de vrije natuur en op akkers van landbouwers hebben te maken met plagen en zogenaamde predatoren. Beestjes die hen aanvallen en in het ergste geval verzwelgen… Gewasbescherming houdt de gemoederen in landbouwland al eeuwenlang bezig. Vroeger met ‘huismiddeltjes’ en van vader op zoon overgedragen bewezen gewoonten en methodes; in deze eeuw vaak met chemische middelen. Maar er is een kentering zichtbaar. Nieuwe methoden worden onderzocht en uitgetest: plagen bestrijden met inzet van natuurlijke vijanden of biopesticiden. Uiteraard niet gelijktijdig met chemische bestrijdingsmiddelen want die hebben ook een negatieve uitwerking op de ‘goede’ beestjes.

Door Jeanny Wouters

Resultaten van onderzoek laten hoopvolle cijfers zien, maar niet alle gewassen lenen zich voor deze methoden. Bijvoorbeeld het ontbreken van stuifmeel in een gewas sluit een heleboel natuurlijke ‘vijanden’ voor het aanvallend gespuis uit. Als een gewas een lage schadetolerantie heeft voor levering beperkt dat eveneens de mogelijkheden. “Het kan niet altijd” zeggen onderzoekers Paul van Rijn en Arne Janssen van de Universiteit van Amsterdam. “Als er een invasieve soort zonder natuurlijke vijanden op de gewassen afkomt, dan moeten de boeren wat. Dan zullen ze niet rustig zitten wachten tot er een keer een natuurlijke vijand het idee krijgt: hé, misschien moeten we dat maar eens gaan opeten.”

Voorbeelden

Tot nu toe hebt u er wellicht geen beeld bij en daarom wat voorbeelden die eenieder kent. Lieveheersbeestjes, die schattige kleine kevertjes met rood schildje en zwarte stipjes. Het zijn roofdieren in de insectenwereld want ze smullen graag van bladluis. Het gebruik van deze natuurlijke vijanden in bijvoorbeeld kassen waar bladluizen de rozenkwekers sarren, is onder een groot publiek bekend.

Wijnboeren planten aan het begin van een rij druivenstokken vaak een rozenplant omdat deze erg gevoelig is voor schimmels en ziekten en deze aanvallen eerder toont dan de druivenplanten zelf. Zo weet de wijnbouwer dat hij/zij snel actie moet ondernemen om ervoor te zorgen dat haar/zijn druiven die ziektes niet zullen krijgen.

In sommige graslanden hebben boeren of particulieren veel last van emelten. Deze larven hebben natuurlijke vijanden die kunnen worden ingezet en dat zijn aaltjes.

In de preiteelt wordt gebruik gemaakt van zogenaamde bankerplants, tussen de preiplanten in wordt dan het sneeuwkleed plantje gezet, dat voedsel biedt aan sluipwespen en andere insecten. Die komen zo in het preiperceel waar ze anders niets te zoeken hebben, en eten gelijk de trips op die in de preiplanten zitten.

Een innovatieve biologische bestrijdingsmethode maakt gebruik van de schimmel Trichoderma om gewassen te beschermen. De schimmelziekte Botrytis wordt hiermee bestreden. Vruchten, stekken en wonden worden behandeld met de goede schimmel waardoor er geen ruimte over is voor Botrytis, bladvlekken en taksterfte. Schimmeldraden van Botrytis worden gebruikt als voeding voor Trichoderma. Werkt op druiventakken, tomatenstengels en in de boomkwekerij.

Onkruid bestrijden door iets anders voor te zaaien is iets wat boeren vroeger uit nood deden om in de winter of het voorjaar iets te eten voor de koeien te hebben. Tegenwoordig wordt het ingezet in plaats van platspuiten van onkruid voordat gezaaid of geplant wordt.

En wie kent niet de vogelhuisjes die aan eikenbomen worden geplaatst, omdat de vogeltjes die daarin gaan broeden de processierupsen opeten…

Omgeving

Voor effectieve natuurlijke bestrijding is ook het omliggende landschap van belang: van alleen bladluizen kan een zweefvlieg of sluipwesp niet leven. Buiten het groeiseizoen van een gewas moeten de larven of kevertjes elders prooien vinden, bijvoorbeeld in struiken en bomen. Stroken met bloemen en andere begroeiing rondom de akkers stimuleren aanwezigheid, blijvend, van insectensoorten. Verder eten die nectar en stuifmeel en zijn vroeg in het jaar als het gewas nog niet groeit, afhankelijk van struiken, grassen en wilde kruiden. Bij zogeheten landschapscomplementering gaat het erom het landschap zo in te richten dat essentiële hulpbronnen er het hele seizoen aanwezig zijn. Je kunt duurzame landbouw versterken door soorten te planten die daarin voorzien. Hoe completer het omringende landschap, hoe meer kans van slagen en stabiliteit in insectenpopulatie.

Wil het stimuleren van natuurlijke vijanden leiden tot een betere plaagbestrijding op de akker, dan zal het mengsel van bloemen, kruiden en grassen op tijd moeten bloeien en niet de plaag stimuleren. Dit betekent dat alleen met voldoende kennis over de ecologie van plaag en natuurlijke vijand, akkerranden kunnen worden samengesteld die optimaal de natuurlijke plaagbestrijding zullen aanjagen.

Economisch belang

Het evenwicht in de natuur wordt beïnvloed door deze vormen van duurzame landbouw en gewasbescherming. Monitoring, de boel in de gaten houden van zeer nabij, is van groot belang en zorgen dat er een goed product van de land komt, blijft een uitdaging voor de moderne boer!

Boeren hebben een economisch belang, hun akkers en vee zijn hun bron van inkomsten. Maar dat is geen industrieel proces. Ze werken met levend materiaal, met natuur en die is grillig. Als de natuur verandert, moeten de gewasbeschermingsmiddelen ook veranderen. De hele ecologie rondom gewas of teelt moet je begrijpen, zeggen specialisten: wat heeft de natuur te bieden om plagen onder controle te houden?

Biologische bestrijding is meer dan insecten, aaltjes, schimmels en bacteriën. Projecten als die van stichting Bijenlandschap (www.bijenlandschapwest-brabant.nl), met bloemstroken om nuttige insecten op te kweken en in leven te houden, zijn van groot belang voor het evenwicht op het land. De oude houtwallen die overal verdwenen zijn zodat de akkers groter konden worden en gemakkelijker te bewerken, hadden zeker hun nut.