De Tweede Wereldoorlog roept tot op de dag van vandaag sterke emoties op. Dit blijkt uit de discussie rondom het openstellen van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Moet dit grootste oorlogsarchief van Nederland nu wel of niet online door iedereen te doorzoeken zijn? Vooruitlopend op het actueel worden van deze vraag, is historische vereniging Heemkring Molenheide twee jaar geleden gestart met een verkennend onderzoek. Met een ‘alleen lezen’ toestemming hebben we al veel dossiers uit het Nationaal Archief in Den Haag ingezien. We willen weten of er sprake was van samenwerking (collaboratie) met de Duitse bezetter in de gemeente Gilze en Rijen. Niet om personen aan te wijzen. Wel om de gaten in de veelbewogen oorlogsgeschiedenis van onze ‘vliegveldgemeente’ op te vullen.

Tekst: Kees van der Heijden

Onderzoek: John Stienen, Kees van der Heijden en Bert Wagemakers

Naar Gilze en Rijen in oorlogstijd is veel onderzoek gedaan. Zo is het standaardwerk ‘Vijf jaar luchtfront’ gepubliceerd, zijn er webpagina’s gevuld, is er een documentaire gemaakt en zijn er tentoonstellingen ingericht en herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd. Maar over collaboratie is weinig bekend. Heeft het hier dan niet gespeeld? Blijkbaar toch wel, want dit schreef de groepscommandant van de marechaussee aan de waarnemend burgemeester van Gilze en Rijen op 9 februari 1945:

‘De gemeente Gilze en Rijen, doch hoofdzakelijk Rijen, bevat veel collaborateurs. De meesten hiervan zijn lederfabrikanten en leerlooiers. Verder zijn te Rijen verschillende leveranciers en winkeliers, die vrijwillig – en met wegschuiving der eigen burgerbevolking - aan den vijand hebben geleverd. Voorts is er in de gehele gemeente een aantal landbouwers, die geheel vrijwillig met paarden en wagens hun diensten hebben aangeboden aan den vijand, terwijl enkele inwoners er zelfs een bedrijf maakten van het aanwerven van dergelijke paarden en wagens, om langs dien weg zichzelf te verrijken.’

Ongekende mogelijkheden

Toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak, startte de vijand vrijwel direct met het ombouwen van de aanwezige vliegterreinen op de Molenheide tot één van de grootste Duitse militaire vliegvelden van Europa; Fliegerhorst Gilze-Rijen. Tegelijkertijd werd de plaatselijke nijverheid in dienst gesteld van de Duitse oorlogseconomie, die grote behoefte had aan onder meer schoenen en leer. Voor de door de crisis getroffen boeren, middenstanders en fabrikanten én de onder werkloosheid gebukt gaande arbeiders, ontstonden vrij plotseling financiële mogelijkheden die vóór de oorlog nog ondenkbaar waren geweest. Een voedingsbodem voor collaboratie zou je denken. En dat was ook zo, maar daar werd later niet over gesproken.

‘Zwijgen is goud’

Dat er over collaboratie werd gezwegen is niet verwonderlijk. Het speelde zich af in de schaduw van de oorlog. Ook de bewijsvoering was lastig, want er waren twee getuigen nodig die tegen verdachte personen wilden verklaren. Die waren niet te vinden omdat volgens de waarnemend burgemeester destijds ‘verdachte en getuige hetzij door zakenrelaties, hetzij anderszins verplichtingen aan elkaar hebben.’ De inwoners van Gilze en Rijen moesten verder met hun leven en hadden elkaar daarbij hard nodig; de blik stond op de toekomst waarin veel op te bouwen was. Zo bleven vele verdachten buiten veroordeling. Dat gaf na de oorlog niet alleen ‘scheve gezichten’, maar ook een vertekend beeld, want er was in onze gemeente zeker iets aan de hand.

Leer en schoenen voor de vijand

De leer- en schoenindustrie in Gilze en Rijen was voor huiden en looistoffen aangewezen op invoer. Door de bezetting werd de plaatselijke nijverheid plotseling volledig afhankelijk van de Duitsers. De vijand leverde alleen grondstoffen als de fabrikanten een deel van hun leer en schoenen ter beschikking stelden aan de Duitse oorlogseconomie. Voor een gelijke spreiding van de grondstoffen en een eerlijke verdeling van de orders was er een distributiestelsel. De Duitse militaire orders werden door de leer- en schoenfabrikanten in Gilze en Rijen graag aangenomen. Ze wilden hun bedrijf voortzetten en hun personeel in dienst houden. Zo graag zelfs dat er bij het distributiebureau voor huiden en leer om orders werd gestreden. Fabrikanten gingen soms erg ver om bij de Duitsers in het gevlei te komen. Zo liet een directeur van een schoenfabriek in Gilze zich zelfs verleiden tot een bootreisje voor zijn personeel op de Rijn in Duitsland. Het aannemen van legale Duitse orders werd niet als collaboratie gezien. De leveranties aan de bezetter zouden, volgens de naoorlogse politiek en rechtspleging, het vaderland hebben gediend. De binnenlandse markt werd zo (gedeeltelijk) van leer en schoenen voorzien en arbeiders behielden hun baan. Maar hoe uiteindelijk ook over het maken van schoenen en leer voor de Duitsers wordt geoordeeld, dat hier hulpverlening aan de vijand mede aan de orde was, liet zich ook destijds niet ontkennen. Het was ook toen voor ieder zonneklaar dat er iets fundamenteel mis was met het leveren van bijvoorbeeld legerkistjes aan de bezetter.

Een baantje voor de Duitsers

Verschillende huisvaders van grote katholieke gezinnen in Gilze en Rijen werden tijdens de crisis werkloos en kwamen in de werkverschaffing terecht. En plotseling waren daar de Duitsers. Zij hadden wel een baan met een goed loon in de aanbieding. Vaak werd bijna het dubbele betaald. Sommigen konden deze verleiding niet weerstaan. Ze meldden zich aan bij het Nederlands Arbeids Front (NAF), waardoor ze sneller door de Duitsers werden aangenomen. Zo konden ze bijvoorbeeld via het Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps (NSKK) chauffeursdiensten doen voor de Weermacht of de SS. Er waren er ook die bewakingswerk deden bij de Wach- und Schutzdienst. Zij werden dan ingezet voor patrouilles bij de ‘Blitzmädel’ in de ‘Siedlung’ in Rijen, het munitiecomplex aan de Oosterhoutseweg of bij de villa’s op Prinsenbos aan de Chaamseweg in Gilze. Ook waren er jonge vrouwen en meisjes die relaties met Duitse soldaten aangingen. Ze werden in de volksmond ‘moffenmeiden’ genoemd. Vaak ging zo’n verhouding samen met andere vormen van collaboratie, zoals werken op het vliegveld, informatie geven of hand- en spandiensten verrichten. Er zijn er een paar die een kind van een Duitser kregen. Ze kwamen dan in treurige omstandigheden terecht. Toch werden deze relaties door justitie als verraad gezien en na de oorlog afgestraft.

NSB’ers

Het nationaalsocialisme heeft als ideologie in Gilze en Rijen nooit een vaste voet aan de grond gekregen. De steun aan anti-democratische partijen werd al in de jaren dertig door de katholieke kerk met bezorgdheid gevolgd. In 1936 wezen de bisschoppen de NSB principieel af. Een voorlopige inventarisatie op basis van de geraadpleegde oorlogsdossiers, leert dat er meer dan veertig inwoners van Gilze en Rijen lid of sympathiserend lid waren van de NSB. Deze aantallen zijn te verwaarlozen gezien de ruim 9000 inwoners die de gemeente destijds telde. Maar onder dat geringe aantal waren wel een paar overtuigde NSB’ers. Ze werden door lokale bestuurders ‘uitheemse’ nazi’s genoemd en waren voor het werk op het vliegveld naar de gemeente gekomen. In bijna elk kerkdorp was er wel zo’n fanatiek ‘uitheems’ NSB-gezin, dat met hun propaganda invloed had op de buren. Enkele van hen gingen zover om verraad te plegen en onderduikers aan te geven. Ook gingen er een paar als SS frontarbeider in Oost-Europa werken. Zij belandden dan in Letland, Polen of Oekraïne. In uitzonderlijke gevallen meldden NSB-dorpsgenoten zich zelfs voor de Waffen SS en raakten gewond aan het front in de Sovjet Unie. Maar de meeste partijleden in Gilze en Rijen waren ‘brood’-NSB’ers. Zij werden lid voor een betere baan (dus meer loon!) of in de hoop zo niet naar Duitsland te hoeven voor de ‘Arbeitseinsatz’.

Kleinschalige zwarte handel

Niet alleen huiden en looistoffen voor de industrie werden via een distributiesysteem verdeeld, maar vooral goederen en levensmiddelen voor kleinhandelaren en consumenten. Inwoners kregen daarvoor een distributiekaart waarop ze met bonnen artikelen konden kopen die gerantsoeneerd waren. De distributie bleek zowel voor fabrikanten als voor boeren, winkeliers en handelaren een goede voedingsbodem voor zwarte handel. De Nederlandse overheid deed er alles aan om dit tegen te gaan. De crisis-controle-dienst, de controleurs van het Rijksbureau voor huiden en leer en de inspecties voor de prijsbeheersing waren dag en nacht in de weer om prijsopdrijving en illegale handel te bestrijden. Maar dat hielp allemaal niet. Velen probeerden toch om voorraden en partijen buiten de distributie te houden en daardoor voordeel te behalen. Het oordeel over de zwarte (klein)handel is enigszins tweeslachtig. Positief in die zin dat door deze handel goederen werden onttrokken aan de Duitsers en beschikbaar bleven voor de Nederlandse bevolking. Negatief omdat die goederen buiten de distributie om en door prijsopdrijving, niet meer voor iedereen beschikbaar waren en alleen bereikbaar voor hen die het konden betalen. Bovendien kon het tot grote winsten leiden voor fabrikanten, winkeliers en (tussen) handelaren.

Profiteurs

Er speelden in Gilze en Rijen twee (landelijke) kwesties die verder gingen dan de meer gangbare en wijdverspreide zwarte handel en het kleine voordeel. Dit ging om de betrokkenheid van transport- en bouwbedrijven bij de ontwikkeling van (militaire) vliegvelden en de ‘Blau Aktion’, het grootschalig opkopen van omvangrijke voorraden leer door de Duitsers op de zwarte markt. Al snel na de bezetting sleepten grote bouwbedrijven orders binnen voor de bouw van Fliegerhorst Gilze-Rijen en ging de Bredase Arbeidsbeurs bemiddelen bij de werving van personeel voor deze bouwactiviteiten. Dit gebeurde met toestemming van zowel het departement in Den Haag als de provincie Noord-Brabant. Dit leverde winstmogelijkheden op voor ondernemers uit Gilze en Rijen. Zij leverden bijvoorbeeld paard en wagen voor het uitvoeren van de grondwerken. Daar werd zo goed aan verdiend, dat sommige boeren en middenstanders uit de gemeente daar een bedrijf voor opzetten. Er was zelfs sprake van concurrentie. Daarnaast startten de Duitsers in de loop van 1942 met de ‘Blau Aktion’. Hoewel de bezetter de zwarte handel officieel afwees, omdat hierdoor goederen werden onttrokken aan de Duitse oorlogseconomie, ging de vijand tegelijkertijd juist ook zelf inkopen doen op de zwarte markt. De betrokken Duitsers noemden dit heimelijk de ‘Blau-Aktion’. Deze handelswijze was in hun ogen veel onschuldiger dan de zwarte handel; de ingekochte goederen kwamen nu volledig ten goede aan de oorlogsvoering. Er bestonden daarvoor speciale Duitse organisaties, die met veel middelen konden werken. De prijzen van leer op de zwarte markt werden hierdoor sterk opgedreven. Zo kwamen ook leerfabrikanten in Rijen in de verleiding hun dalende productie zwart te verkopen aan de Duitsers. Bij deze ‘Rijense lederaffaire’ waren diverse leerlooiers uit het dorp betrokken. Het leer op de zwarte markt werd aangekocht door (deels uit Rijen afkomstige) tussenpersonen. Het lukte hen niet altijd om leer voor de Duitsers aan te kopen, één van de zwarthandelaren verklaarde: ‘niet alle firma’s wilden aan de Weermacht leveren, omdat het altijd om zwarte voorraden ging’. Als de zwarthandel door politie, marechaussee of controlediensten werd ontdekt, dan verscholen de betrapte leerlooiers zich achter het excuus dat ze niet wisten dat het leer naar de vijand ging. De tussenhandelaren beweerden dat ze met goedkeuring van de Duitsers handelden. Nadat er proces-verbaal was opgemaakt kreeg justitie van de Duitsers vaak een verbod opgelegd om tot vervolging over te gaan. Er zijn zaken bekend waarin de plaatselijke marechaussee de in beslag genomen woekerwinsten weer terug moest geven aan de zwarthandelaren.

Zo hebben profiteurs uit Gilze en Rijen met plaatselijk opgezette transportondernemingen en via de ‘Rijense lederaffaire’, op grote schaal geldelijk gewin gehaald uit respectievelijk dienstverlening op het vliegveld en zwarte handel in leer met de vijand. Ze droegen daarmee direct bij aan zowel de Duitse oorlogseconomie als de vijandelijke militaire activiteiten van de bezetter.

Zuivering

Nadat de Duitsers eind oktober 1944 uit onze gemeente waren verdreven, ontstond er een grote behoefte aan ‘zuivering’ van diegenen die zich tijdens de oorlog ‘fout’ hadden gedragen. Dit leidde tot het beschuldigen en aanwijzen van economische collaborateurs, NSB'ers, vermeende landverraders, verklikkers en van ‘moffenmeiden’. Dit heeft in Gilze en Rijen, voor zover bekend, niet geleid tot het publiekelijk te schande maken van verdachten en het kaalscheren van ‘moffenmeiden’. Maar er werd door oud verzetsmensen wel aangedrongen op maatregelen bij het voorlopig ingestelde Militair Gezag, dat voor rust en orde moest zorgen in de bevrijde gebieden. Maatschappelijke emoties speelden hierbij een rol en de uitvoering door het Militair Gezag verliep niet altijd vlekkeloos. Zo werden er in de eerste maanden ook mensen onterecht gearresteerd. Een deel van de arrestanten werd in deze chaotische periode alweer snel vrijgelaten, anderen bleven langere tijd in gevangenschap en sommigen kregen huisarrest. Er waren ook twijfels over het functioneren van de burgemeester, een wethouder en enkele gemeenteambtenaren tijdens de oorlog. Naar hen werd onderzoek gedaan in het kader van het Zuiveringsbesluit. De secretaris van de zuiveringscommissie in Gilze en Rijen, merkte over één van de invloedrijke voormalige verzetslieden op: ‘dat zijn opvattingen met betrekking tot de “verzuivering” wel erg radicaal zijn. Hij is een van dezulken, die den dorst naar vergelding zouden willen lesschen met het bloed van ieder uit hun naaste omgeving, die zich met welk oogmerk of onder welke omstandigheden ook niet voor de volle 100 % als goede Nederlanders hebben gedragen, zonder zich van die omstandigheden (…) rekenschap te geven.’ De zuiveringscommissie hield bij haar adviezen dan ook meer dan de klagers, rekening met de lastige omstandigheden waarin de plaatselijke gezagsdragers en ambtenaren in deze moeilijke ‘vliegveldgemeente’ in oorlogstijd hebben moeten handelen.

Rechtspleging

Zuivering was iets anders dan berechting. In het laatste geval ging het om mensen die strafbare feiten hadden gepleegd, dus duidelijk fout waren geweest. Toen op 14 december 1945 de Bijzondere Gerechtshoven en Tribunalen actief werden, konden de personen waarbij strafrechtelijke vervolging nodig was, en die (deels) tot dan geïnterneerd waren geweest, voorgeleid worden. Een aantal inwoners uit Gilze en Rijen kreeg vanwege hun houding of daden gedurende de bezetting een straf opgelegd. Ze werden bijvoorbeeld door het Tribunaal veroordeeld tot een gevangenisstraf of tot verplichte arbeid. Er waren er ook die een (tijdelijke) ontzegging van burgerrechten zoals het kiesrecht, het bekleden van publieke ambten of het dienen in het leger en verbeurdverklaring van het vermogen kregen opgelegd.

Terugkijkend zijn er in de naoorlogse rechtspleging onder druk van de tijdsgeest en de grote hoeveelheid te behandelen zaken, soms onbegrijpelijke beslissingen genomen. Relatief kleine vergrijpen zoals zwarte kleinhandel, een baantje voor de Duitsers uit zelfbehoud of een verhouding van een meisje met een Duitse soldaat, zijn bestraft. De omvangrijke ‘Rijense lederaffaire’, is echter vrijwel geheel buiten schot gebleven. Toen er in één van de naoorlogse strafzaken voor een klein vergrijp, gepleegd door een huisvader van een groot gezin, een verplichting tot terugbetaling werd geëist, maakte de groepscommandant van de marechaussee dan ook het volgende bezwaar: ‘ik meen hiertegen met klem te moeten waarschuwen. Men zou dan moeten beginnen met de zwarthandelaren, die voor duizenden en duizenden de goede zaak hebben benadeeld. Hiermee zou 90% van de fabrikanten de rij openen; waar blijven de consequenties als de zuurverdiende centen om een gezin van het allernoodzakelijkste te voorzien worden teruggevorderd en de zwarthandelaren tot nu toe vrij rondloopen en nog steeds van het woekergeld profiteeren, dat zij voor een goed deel niet opmaken kunnen.’ Die leerlooiers die na de oorlog in onderzoek zijn geweest – en dus voorkomen in het oorlogsarchief in Den Haag (CABR) – zijn overwegend onvoorwaardelijk buiten vervolging gesteld. Overigens is in het merendeel van de gevallen hier wel aan toegevoegd dat ‘de verdenkingen niet ongegrond’ waren. Er is in de ‘Rijense lederaffaire’ uiteindelijk maar één zwarthandelaar (een tussenpersoon) veroordeeld. Zijn advocaat wierp in dit verband ter verdediging op: ‘dat hij als kleine man is gestraft, maar dat tegen de leveranciers die de grootste winsten hebben gemaakt en behielden, geen maatregelen zijn genomen’. Ook de grote bouwbedrijven gingen vrijuit. Zij hadden immers advies gevraagd aan het departement en toestemming voor hun bouwactiviteiten op het vliegveld gekregen. Van het uitgebreide politieonderzoek dat nodig was om sluitende bewijzen te krijgen of het om opzettelijke hulpverlening aan de vijand ging, is het na de oorlog nooit gekomen. De wederopbouw eiste alle aandacht op en er was weinig belangstelling voor het aanpakken van economische collaboratie. Vanuit deze houding werd het verleden vergeten en het economisch herstel ter hand genomen. Duidelijk is in ieder geval wel dat de geleverde diensten aan het vliegveld en het op de zwarte markt aanbieden van leer aan de Duitsers, de betrokkenen geen windeieren heeft gelegd.

Bronnen: Jong, Dr. L de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 's-Gravenhage, 1961-1991.

Nationaal Archief Den Haag, Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR).

Brabants Historisch Informatie Centrum Den Bosch, Archief Militair Gezag in Noord-Brabant.

Regionaal Archief Tilburg, Archief Gemeentebestuur van Gilze en Rijen.

[KADER]

Nieuwe rubriek

Met deze publicatie hebben we meteen de vijftigste editie van onze themapagina’s in het weekblad te pakken. Pagina’s waarmee we als historische vereniging maandelijks inspeelden op de actualiteit. Een mooi rond getal vinden wij en een goed moment om het daar in deze vorm bij te laten. Maar we komen terug met een nieuwe rubriek. Hoe die er uit gaat zien? Als schrijversgroep zijn we al een hele poos bezig om meer vorm en inhoud te geven aan onze eigen Gilze en Rijen-wikipagina. En met onze publicaties in het weekblad willen we daar graag op inspelen. Met name de categorie ‘Personen uit Gilze en Rijen’ vraagt om gevuld te worden. Bij ons begint het al te kriebelen en bij jullie hopelijk ook. Want ideeën, verhalen, foto’s en aanvullingen van jullie kant zijn daarbij van harte welkom. Over het hoe, wie en wat berichten we later. In ieder geval horen jullie weer van ons! ZIe ook:https://wikimiddenbrabant.nl/Portaal:Gilze_en_Rijen