Afgelopen donderdag keek ik uit het raam en zag een kinderfietsje midden op de stoep staan! Op de hoek Augustinastraat/Kustersstraat. Het stond gelukkig op slot en ik zag dat de ketting eraf lag. De volgende dag stond het fietsje er nog, nu tegen de beukenhaag van de buren, stil en verlaten. De volgende dagen zag ik het fietsje nog steeds staan, eenzaam en alleen.
Kijkend uit het raam dwaal ik met mijn gedachten naar mijn eigen jeugd. Ik had ook zo’n soort fietsje, in het rood. Ik was supertrots op mijn fiets, het was mijn avontuur en vrijheid! Niet alleen de straat was mijn speelveld, maar heel mijn omgeving was mijn speelveld geworden. Ik fietste overal naar toe, ik leerde zonder handen aan mijn stuur te fietsen, slippen, heeeel hard fietsen met harde banden de stoep af of op, nog harder oppompen want dan kon je nog harder fietsen en beter slippen. Mijn vader schudde telkens zijn hoofd als ik hem opbiechtte, dat het weer mis was met mijn fiets. Ook de fietsenmaker begreep er niets van ’hoe kon die fiets toch elke keer kapot zijn?’ Ik had dan wel een beetje berouw en spijt, die fiets was zo belangrijk voor me: ’mijn vrijheid’.
In gedachten hoor ik de fiets roepen “Vriend, kom me ophalen, ik ben jouw ’Snake’, jouw vrijheid.”
Arnold Miserus